Geluid wordt steeds vaker niet gezien als afzonderlijk verschijnsel. Er wordt toch vaak geroepen dat milieuaspecten, dus ook uiteraard geluidsaspecten vaker in het kader van RO-spoor opgelost moeten worden. Voor veel mensen niets nieuws, voor veel mensen volledig een andere werkwijze. Voor mij de juiste werkwijze. Er is letterlijk en figuurlijk geen ruimte meer om milieuaspecten afzonderlijk te toetsen. Tijd voor werkelijke integratie.
Geluid integreren in bestemmingsplan
We hebben te maken met bestemmingsplannen. Iedereen vindt zijn eigen onderdeel daarin belangrijk. En het is ook belangrijk, maar het moet ook passend zijn. Een bestemmingsplan gaat over veel aspecten: wat willen we realiseren, wat is financieel haalbaar, met welke voorwaarden hebben we te maken? Bij de voorwaarden staan ook milieu-onderwerpen, waaronder geluid. En er moet gezorgd worden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Het systeem van geluidbeheer is gebaseerd op zonering. Alleen daardoor wordt al een link gelegd tussen geluidsoverlast en ruimtelijk spoor. Er wordt gesproken over afstanden tussen geluidsbronnen en ontvangers (geluidsgevoelige bestemmingen). Een (ruimtelijke) scheiding waardoor problemen niet kunnen ontstaan. Een goede manier om geluidhinder te voorkomen. Geluidsgevoelige bestemmingen worden in de Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder genoemd. Dat zijn woningen, scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, etc.
In het kader van ruimtelijke ordening wordt het begrip van geluidsgevoelige bestemmingen toch breder uitgelegd. In de Wro is geen limitatieve lijst van bestemmingen opgenomen die bescherming tegen geluidhinder behoeven. In specifieke situaties moeten dan ook andere dan in de Wet geluidhinder opgenomen bestemmingen beschouwd worden, zoals woonboten, begraafplaatsen en recreatiewoningen. De uitspraak ABRvS van 29 februari 2012, nr. 201002029/1/T1/R2 over recreatiewoningen is een hiervan een voorbeeld:
“Niet in geschil is dat de in het plan voorziene 350 recreatiewoningen weliswaar geen bescherming genieten ingevolge de Wet geluidhinder, maar dat dit niet betekent dat de recreatiewoningen in het geheel geen bescherming tegen geluidhinder toekomt. Gezien het feit dat de toegekende bestemming “Recreatie-Verblijfsrecreatie” onder andere nachtverblijf toestaat, is naar het oordeel van de Afdeling sprake van een situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven in de recreatiewoningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening komt daarom aan de recreatiewoningen een zekere mate van bescherming tegen geluidhinder toe.”
Uit deze uitspraak blijkt dat in principe “elke situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven” als geluidgevoelig beschouwd kan worden. Dit betekent overigens niet dat deze situaties meteen grondig beschouwd moeten worden of een hoog beschermingsniveau tegen geluid verdienen. Het geeft wel aan dat de motivering “een bestemming is niet geluidsgevoelig” een te magere motivering is.
Bestemmingsplannen gaan over ruimtelijke mogelijkheden: aan de ene kant geluidsbronnen en aan de andere kant bestemmingen die in rustige omgeving gesitueerd moeten worden. Het bestemmingsplan bepaalt de locatie van alle bestemmingen. Hiervoor moet de wederzijdse beïnvloeding in beeld gebracht worden. Met het oog op eventuele belemmeringen moet waar nodig ruimtelijke scheiding aangebracht worden.
Het belang van situering van bestemmingen ten opzichte van elkaar is voor iedereen duidelijk. Maar er moet ook gekeken worden naar de gevolgen van het bestemmingsplan voor de omliggende gebieden. Dus niet alleen wat binnen de bestemmingsplangrenzen gebeurt, maar ook wat verder ligt.
Aanpassing milieu categorieën
De aanpassing van milieu categorieën op het industrieterrein kan gevolgen hebben voor de ligging van de zone en de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige bestemmingen. Het heeft ook gevolgen voor woningbouwplannen in de zone. En het is ook verrassend dat in veel bestemmingsplannen de omschrijving van de gevolgen voor de omliggende gebieden amper of niet te vinden is.
Het is van belang om niet te vergeten dat in het bestemmingsplan de wettelijke waarden altijd in acht moeten worden genomen. Een gemeente kan hogere ambities hebben. Het beschermen van de kwaliteit van de omgeving is heel belangrijk: rust bieden in de omgeving waar dat nog mogelijk is. Dus geen bedrijventerreinen direct naast stiltegebieden! Het streven naar een hogere leefomgevingskwaliteit betekent: geluidsbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde. Dat valt buiten de reikwijdte van de Wgh, maar kan juist door ruimtelijke maatregelen bereikt worden. Bijvoorbeeld door goed na te denken over naastliggende bestemmingen en het creëren van voldoende afstand daartussen.
Strenger dan de wettelijke eisen kan op basis van het gemeentelijk beleid. Andersom niet. Het vaststellen van een bestemmingsplan waarbij de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of de vastgestelde hogere waarden is niet mogelijk.
Het bestemmingsplan is gebaseerd op het principe van toelatingsplanologie. De locatie van bestemmingen moet bepaald worden op basis van de maximale milieubelasting op de betreffende gronden, dus als het gaat over categorie 3.2 bedrijven – maximale geluidproductie van dergelijke bedrijven. De afstand tot geluidsgevoelige bestemmingen moet ook op basis daarvan beoordeeld worden.
Dit wordt regelmatig vergeten wat helaas heel vaak te zien is bij gezoneerde industrieterreinen, waar de geluidszone veel kleiner is dan de maximale geluidsbelasting toegestaan op basis van categorieën bedrijven. Dergelijke (te kleine) zones zijn geen uitzondering. Het is bijna een regel. Bij veel industrieterreinen ligt de zone bijna bij of zelfs op de grens van het gezoneerde industrieterrein. Terwijl de afstand van minder van 50 meter per definitie voor problemen moet zorgen. Bij vergunningplichtige bedrijven wordt nog een zonetoets uitgevoerd. Bij meldingsplichtige bedrijven vormt alleen het bestemmingsplan het toetsingskader. Als er geen afstemming tussen de milieuruimte is op basis van het bestemmingsplan, de ligging van de zone bestaat en de gemeente niet actief optreedt bij de beoordeling van de geluidsbijdrage van alle (zelfs de kleinste) bedrijven op het industrieterrein, kan er makkelijk sprake zijn van overschrijding van de zone. Dat heeft gevolgen voor bedrijven die vergunningen nodig hebben. Het heeft geen gevolgen voor bedrijven die alleen op basis van melding functioneren, terwijl juist deze verantwoordelijk kunnen zijn voor overschrijding. Een omgekeerde wereld.
Er wordt vaak beoordeeld dat bestemmingsplannen niet flexibel genoeg zijn. Om dit beter te maken wordt gewerkt met vrijstelling of ontheffing. Dit geeft uiteraard mogelijkheden om wat creatiever met beschikbare gronden om te gaan. Maar er wordt vaak vergeten dat eigenlijk bij het toepassen van dergelijke mogelijkheden een nieuwe (integrale) afweging van belangen en dus ook milieuaspecten moet plaatsvinden. In een bestemmingsplan worden de milieurandvoorwaarden vertaald naar situering van de bestemmingen (functies). Bij wijzigingen moeten deze randvoorwaarden opnieuw naar ruimtelijke aspecten vertaald worden.
Het is belangrijk om de milieuaspecten goed in het bestemmingsplan op te nemen, zeker met het oog op de maximale milieuruimte die voor toegestane bestemmingen nodig is.