Bij de zonering van industrieterreinen wordt vaak lang gezocht naar de feitelijke ligging van de geluidszone, maar ook naar de formele grens van het gezoneerde industrieterrein. Gronden bestemd voor bedrijven hoeven namelijk niet altijd te behoren tot een gezoneerd industrieterrein. In de bestemmingsplannen is de begrenzing van het gezoneerde gedeelte van industrieterrein niet vaak te vinden.
Elk industrieterrein, waar gronden beschikbaar zijn of worden gesteld voor ‘grote lawaaimakers’ moeten voorzien zijn in een geluidszone. Een gebied rondom het industrieterrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan (artikel 40 Wgh).
Geluidszone industrieterrein wettelijk geregeld
In de wet is het geregeld dat gronden, die in hoofdzaak bestemd zijn voor grote lawaaimakers, gezoneerd moeten worden. Meezoneren van gronden bedoeld voor minder lawaaierige bedrijven is mogelijk, maar niet verplicht. Daarbij is het van belang dat er een functionele binding bestaat en dat het industrieterrein een eenheid vormt. In het geval van naastliggende industrieterreinen kunnen aparte zones vastgesteld worden. In de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt zelfs bevestigd dat een mogelijkheid bestaat om de zone van bestaande industrieterreinen te splitsen[1].
Een wijziging van een zone kan uitsluitend plaatsvinden bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan (artikel 41 Wgh). Aangezien alle bestaande industrieterreinen door vaststelling van een zone of van rechtswege van een zone zijn voorzien, is het aparte zonebesluit geschrapt. De Wet geluidhinder regelt niet rechtstreeks wat de inhoud van een bestemmingsplan is. Er is niet expliciet aangegeven, dat de zone in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. In het kader van duidelijkheid en vooral goede ruimtelijke ordening is het zeker niet verkeerd de zone aan te duiden in het bestemmingsplan. In de uitspraken van Raad van State wordt ook genoemd dat zonering ‘door middel van een bestemmingsplan’ wordt gewijzigd[2]. Wijziging van de zone kan niet als gevolg hebben dat enig gebied waarbinnen een hogere geluidsbelasting, vanwege het gezoneerd industrieterrein, optreedt dan 50 dB(A), buiten de zone kan vallen.
De uitwerking van de verplichtingen van de Wet geluidhinder betreffende vaststelling of wijziging van de zones is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening[3]. Volgens het Besluit moet de ligging en de afmetingen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen, die gelegen zijn binnen de zone van een industrieterrein in het bestemmingsplan aangegeven worden. Het opnemen van de zone zelf is daarin niet genoemd.
Geluidszones rond een bedrijventerrein moeten echter op basis van het SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008) in een bestemmingsplan (op de verbeelding) opgenomen worden als gebiedsaanduiding. Een gebiedsaanduiding verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de planregels.
Geluidzone industrieterrein aangeduid in plangebied
In het SVBP2008 is een lijst met mogelijk in een plangebied voorkomende gebiedsaanduidingen opgesteld. Voor de zone van het industrieterrein geldt gebiedsaanduiding ‘geluidszone-industrie’.
De gemeente kan gebruikmaken van de mogelijkheid om de zone door middel van een facet-bestemminsgplan (parapluplan’) vast te stellen. Onder de Wro werden geluidszones regelmatig in de vorm van een ‘parapluplan’ vastgesteld. Het parapluplan kan worden gezien als een plan dat als een paraplu over andere bestemmingsplannen heen hangt. De bestemmingen en bijbehorende regels in dat plan zijn van toepassing op alle vigerende en onderliggende bestemmingsplannen die zijn aangehaald in de bijlage van dat plan.
Op deze wijze kunnen een of meerdere specifieke beleidsonderwerpen (facetten) planologisch geregeld worden. Met ingang van 1 januari 2010 was het niet meer mogelijk een bestemmingsplan dat onder de vigeur van de Wro tot stand is gekomen, gedeeltelijk te herzien onder verwijzing naar het onderliggende bestemmingsplan. Dit vanwege de verplichting om (digitale) standaarden toe te passen. Op 2 september 2010 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) echter gewijzigd. Door deze wijziging kunnen met een facet-/parapluplan beleidsaspecten geregeld worden aanvullend op bestemmingsplannen die ook onder de oude Wet op de ruimtelijke ordening tot stand zijn gekomen en daarom nog analoog van aard zijn.
Voor een zodanige partiële herziening op papier gelden wel twee belangrijke randvoorwaarden. In de eerste plaats zal het gedeeltelijk herzien van papieren bestemmingsplannen alleen mogelijk zijn tot de in artikel 3.1, tweede lid, van de Wro, bedoelde actualisatiedatum van het onderliggende bestemmingsplan, tien jaar na vaststelling. In de tweede plaats kunnen er bij het gedeeltelijk herzien van papieren bestemmingsplannen geen nieuwe bestemmingen worden vastgesteld en kunnen bestemmingen niet worden gewijzigd. Als sprake is van nieuwe of gewijzigde bestemmingen zal een nieuw (digitaal) bestemmingsplan moeten worden gemaakt. Het leggen van een dubbelbestemming behoort wel tot de mogelijkheden.
Bij de vaststelling van de zone van een industrieterrein kan er sprake zijn van twee situaties:
- Vaststelling van een geluidszone bij een oprichting van een nieuw gezoneerd industrieterrein.
- Wijziging van een bestaande geluidszone.
In het eerste geval bestaat een wettelijke verplichting om de zone tegelijkertijd met het oprichten van het industrieterrein vast te stellen. Op 28 april deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak over beroepen tegen een besluit van GS van Drenthe voor een industrieterrein “Buitenvaart II” in Hoogeveen.
De Raad van State overweegt dat, indien de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de vestiging van grote lawaaimakers mogelijk maakt, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone moet worden vastgesteld. In haar uitspraak van 28 mei 2003, nr. 200201570/1, heeft de Afdeling reeds vastgesteld dat de geluidszone moet worden vastgesteld gelijktijdig met het bestemmingsplan dat de vestiging van dergelijke inrichtingen mogelijk maakt en de mogelijkheid om de geluidszone in een ander plan vast te leggen aan deze eis niet afdoet.
Bij aanpassing van de zone bestaat geen verplichting om het bestemmingsplan van het industrieterrein en het bestemmingsplan(en) waarin de zone wordt opgenomen tegelijkertijd vast te stellen. In de uitspraak 200904503/1/R2 van 22 december 2010 wordt dit door de Afdeling bevestigd. Er wordt wel aangegeven, dat getracht moet worden de betreffende bestemmingsplannen kort achter elkaar vast te stellen. Zolang de gewijzigde zone niet wordt vastgesteld, geldt de oude zone wat beperking van de geluidsruimte op het industrieterrein kan betekenen.
In het geval de zone niet tegelijkertijd of gefaseerd vastgesteld wordt, moet volgens de Afdeling gezorgd worden voor aansluiting tussen de oude en de nieuwe zone. De zone moet namelijk een gesloten lijn vormen[4].
In de verschillende uitspraken geeft de Afdeling aan, dat indien de wijziging van de zone in verschillende bestemmingsplannen vastgelegd moet worden, een overzichtkaart (verbeelding) met de ligging van deze zone in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Daartoe acht de Afdeling van belang dat op de voorschriftenkaart is te zien dat ook de geluidszone voor zover deze buiten het plangebied ligt een wijziging behoeft[5].
Medewerking van andere gemeente
Als gevolg van de decentralisatie van het bevoegd gezag naar burgemeester en wethouders is er sprake van het aantal situaties met grensoverschrijdende aspecten. Voor dergelijke situaties is van belang welk College van burgemeester en wethouders bevoegd is. Bijvoorbeeld in het geval de zone rond een geluidsbron zich uitstrekt tot in een andere gemeente.
Ingevolge artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), voor zover thans van belang, pleegt het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
De nieuwe zone kan vastgesteld worden door middel van aanpassing van de betreffende bestemmingsplannen of door het vaststellen van een facetbestemmingsplan.
Bij een facetbestemmingsplan dat grensoverschrijdend is, zal het plan door de gemeenteraad van alle betrokkene gemeenten moeten worden vastgesteld (bevoegdheid op eigen grondgebied). Daarvoor moet een overleg- en inspraakprocedure gevoerd worden. Dit ingevolge de Inspraakverordening van elke gemeente. De inspraakreacties in het kader van de inspraakprocedure van alle gemeenten en eventuele reacties uit het vooroverleg moeten opgenomen worden in de Nota van beantwoording. De initiatiefnemende gemeente moet in overleg met de buurgemeenten de ligging bepalen van de zone. Indien de andere gemeenten niet willen meewerken aan de aanpassing van de zone moet de aanpassing zodanig geregeld worden (binnen eigen grondgebied) dat er nog steeds sprake is van een gesloten zone.
De regeling ter zake vaststelling van hogere waarden is neergelegd in artikel 110a, tweede lid. Als uitgangspunt is genomen dat een hogere waarde wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente waarbinnen de activiteit zich voltrekt ten behoeve waarvan de hogere waarde wordt vastgesteld. Is het aanleggen of veranderen van de gemeentelijke geluidsbron (zoals weg of industrieterrein) aanleiding tot het vaststellen van een hogere waarde, dan zijn burgemeester en wethouders van de gemeente waarin die geluidsbron zal zijn of is gelegen, bevoegd. Wordt een hogere waarde vastgesteld ten behoeve van de nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige objecten, dan zijn burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de bouw zal plaatsvinden, bevoegd. Omdat in grensoverschrijdende situaties beide gemeenten belanghebbend zijn, is wel voorzien in een overlegverplichting (artikel 110b).
[1] 201010619/1/R2 van 25 mei 2011 betreffende besluit van 16 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan. “Parapluherziening Geluidzone Verheulsweide”.
[2] 200904503/1/R2 van 22 december 2010.
[3] § 3.3. Geluidszones, Artikel 3.3.1.
[4] 200904503/1/R2 van 22 december 2010
[5] 200904503/1/R2 van 22 december 2010 en 200609355/1