Planologisch strijdig gebruik en omgevingsvergunning

In veel gevallen wil men projecten realiseren die in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan. Realisatie van dergelijke projecten kan uiteraard plaatsvinden na aanpassing van een bestemmingsplan. Dit betekent echter langdurige, kostbare en toch ook onzekere procedures.

De wet heeft in het verleden in verschillende vormen andere mogelijkheden geboden om ruimtelijke oplossingen voor dergelijke projecten te creëren. Termen zoals artikel 19 Wro- procedure, vrijstelling of projectbesluit zijn bekend. In de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) was de afwijking van het bestemmingsplan mogelijk gemaakt op basis van artikel 19 WRO. Op grond van dit artikel kon een vrijstelling van het bestemmingsplan verleend worden. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 is deze mogelijkheid vervallen en vervangen door een projectbesluit (artikel 3.10 van de Wro). Deze aanpassing had veel inhoudelijke en procedurele gevolgen. Er was geen sprake meer van verschillende vrijstellingen. Bekende vormen zoals zware vrijstelling op grond van artikel 19 lid 1 WRO, lichte vrijstelling op grond van artikel 19 lid 2 WRO en kruimelvrijstelling op grond van artikel 19 lid 3 WRO waren niet meer van toepassing. Behalve dit, was ook de ‘verklaring van geen bezwaar’ van het College van Gedeputeerde Staten niet meer vereist.

Omgevingsvergunning voor strijdig planologisch gebruik

Met het inwerking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), op 1 oktober 2010, werden ‘nieuwe’ mogelijkheden geïntroduceerd voor een vrijstelling of afwijking van het bestemmingsplan. Vanuit Wro zijn de afwijkingsbesluiten, zoals ontheffingen en het projectbesluit, binnen de systematiek van de Wabo gebracht en gekoppeld met een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘strijdig planologisch gebruik’.

Wabo voorziet in het verlenen van de omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan of de beheerverordening. Daaronder wordt ook begrepen het bouwen van bouwwerken die afwijken van het bestemmingsplan. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo is bouwen aan een omgevingsvergunning gebonden. Het bouwen wordt dan getoetst (artikel 2.10 Wabo) aan het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de welstandnota etc.

Als dit bouwen in strijd is met de planologische regels, is het bouwen ook omgevingsvergunning plichtig (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo). Planologisch strijdig gebruik is hier het feitelijk gebruik van gronden en gerealiseerde gebouwen, realisatie van nieuwe gebouwen, maar ook het slopen van bouwwerken. In de systematiek van de Wabo bestaan dus eigenlijk twee activiteiten die onlosmakelijk met elkaar samenhangen. Zoals in de Memorie van toelichting is aangegeven gaat het om ‘alle planologisch relevante activiteiten die strijdig zijn met de planologische regelgeving’.

Dit betekent dat een vergunning voor het bouwen op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo en de planologisch gerelateerde vergunningplicht op grond van artikel 2.1 eerste lid, onder c, van de Wabo hierop van toepassing zijn.

Er kan ook sprake zijn van vergunningsvrij bouwen, waarbij dit wel in strijd is met het planologische regime. In de bijlage 2 van het Bor (artikel 3) zijn in de lijst en voorwaarden te vinden welke activiteiten bouwvergunningsvrij zijn.

Bouwen zonder omgevingsvergunning

Voor dergelijke projecten gelden toch nog steeds de regels van het bestemmingsplan (planologische regels). De bouwplannen moeten getoetst worden aan het bestemmingsplan. Om te mogen bouwen zonder omgevingsvergunning, moet het bouwwerk binnen het bestemmingsplan passen. Als dit niet het geval is, moet een omgevingsvergunning voor de strijdigheid met het bestemmingsplan verleend worden (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo). Wanneer een dergelijke vergunning verleend is, is de activiteit bouwen nog steeds vergunningsvrij. Dit geldt ook voor het voorgenomen gebruik van een bouwwerk die in strijd is met het bestemmingsplan.

Voor een aantal activiteiten, zoals gewoon onderhoud, een daglichtvoorziening in een dak of een erf- of perceelafscheiding wordt (als voldaan wordt aan eisen) voor bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten, is er geen omgevingsvergunning vereist. In de bijlage 2 van het Bor (artikel 2) zijn in de lijst en voorwaarden te vinden welke activiteiten bouwvergunningsvrij zijn. (http://wetten.overheid.nl/BWBR0027464/BijlageII/)